Publicaties
& media.

Op 14 maart jl. oordeelde het HvJ dat een interne regel van een onderneming die het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken verbiedt, geen directe discriminatie vormt.

Een aantal kranten kopten die 14e maart: ‘Werkgever mag hoofddoek verbieden’, ‘Europese Hof: Werkgever mag hoofddoek verbieden” en ‘Werkgevers mogen religieuze symbolen op het werk verbieden’. Het HvJ deed haar uitspraak in de zaak van een Belgische werkneemster. Wat als de werkneemster in Nederland werkzaam geweest was, had zij dan na haar ontslag recht op een WW-uitkering?

Niets nieuws onder de zon

In tegenstelling tot de kennelijke verbazing waarmee de Nederlandse kranten het nieuws brachten, brengt de uitspraak van het HvJ niets nieuws. Het Gerechtshof Amsterdam had zich reeds in 2010 in vergelijkende zin, in de zaak werknemer/GVB Exploitatie BV, uitgelaten. In deze zaak mocht een werkgever het dragen van een kruis door een werknemer op grond van zijn interne regelingen verbieden. In de lagere rechtspraak wordt de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam gevolgd, tot dusverre niets nieuws onder de zon.

Recht op een WW-uitkering

Behoudt de werknemer die ontslagen wordt omdat deze vasthoudt aan het dragen van religieuze uitingen zijn recht op een WW-uitkering?

Artikel 24 lid 1 onder a WW bepaalt dat een werknemer niet verwijtbaar werkloos mag worden. In artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW is bepaald dat de werknemer verwijtbaar werkloos is geworden indien de dienstbetrekking eindigt of is beëindigd zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren zijn verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd. De vraag is dan ook of de werkneemster die ontslagen wordt doordat zij vast blijft houden aan het dragen van een hoofddoek, verwijtbaar werkloos wordt.

Ingevolge het bepaalde in artikel 27, eerste lid, van de WW is het UWV verplicht de uitkering blijvend geheel te weigeren indien de werknemer de verplichting van artikel 24, eerste lid, onder a, van de WW (het voorkomen van verwijtbare werkloosheid) niet nakomt, tenzij het niet nakomen van die verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten.

Bestaan bij de werkneemster zodanige bezwaren dat de voortzetting van de dienstbetrekking van de werkneemster niet gevergd zou kunnen worden? Ik meen van wel. Welke toets moeten de bezwaren, die werkneemster heeft om haar hoofddoek op het werk te dragen, dan doorstaan? Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat de geuite bezwaren geen opvattingen van persoonlijke aard mogen betreffen, maar dat het moet gaan om (gewetens)bezwaren die niet opzij gezet kunnen worden zonder in conflict te komen met normen van cultureel-maatschappelijke of religieuze aard met een meer algemene strekking.

Ik ben van mening dat de overweging om een hoofddoek te dragen niet enkel een overweging van persoonlijke aard is, maar tevens gewetensbezwaren met zich meebrengt die niet opzij gezet kunnen worden zonder in conflict te komen met normen van cultureel-maatschappelijke of religieuze aard met een meer algemene strekking.

De werkneemster die weigert om in verband met de interne regeling haar hoofddoek af te doen en daardoor ontslagen wordt, wordt derhalve naar mijn mening niet verwijtbaar werkloos. Evenzeer heeft dit gelden voor een werknemer die weigert zijn baard af te scheren of een werknemer die een keppeltje wenst te dragen. Deze werknemers zouden een beroep op een WW-uitkering kunnen doen, welke hen niet geweigerd mag worden.

Wat kunnen wij voor u betekenen?

Bent u ontslagen doordat u bleef vasthouden aan het dragen van religieuze symbolen en weigert het UWV u daarom een WW-uitkering? Neem dan snel contact met ons op, wij kunnen u in bezwaar bijstaan. Het is van belang dat u binnen zes weken na het besluit contact met ons opneemt, anders verloopt de termijn om bezwaar te kunnen maken.

Mr N.M. Fakiri is te bereiken op het telefoonnummer 070- 3142414 of per e-mail: nmfakiri@fakiri-advocaten.nl.

Related
Publications.