Publicaties
& media.
30 augustus 2019
Geschreven door: Mr A. J. Fakiri

Bij echtscheiding of verbreking van een affectieve relatie moeten veel zaken geregeld worden, vooral als er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Een van die zaken is het vaststellen van de hoogte van de kinderalimentatie. Artikel 1:404 BW e.v. verplicht de ouders en stiefouders te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen en stiefkinderen.

De ouders kunnen – in onderling overleg – al dan niet met behulp van een advocaat of  mediator, de hoogte van de kinderalimentatie vaststellen. Echter, vaak lukt dat niet. De wet biedt de ouders dan de mogelijkheid een verzoek in te dienen bij de rechtbank.

De vraag is dan wat moet de ingangsdatum van de alimentatiebetaling zijn. Het komt immers voor dat partijen in een veel eerder stadium uit elkaar zijn gegaan, maar om welke reden dan ook, een verzoek tot alimentatie pas veel later wordt gedaan. Moet in zo’n geval de alimentatie met terugwerkende kracht worden betaald?

Volgens de Hoge Raad gelden daarvoor de volgende vuistregels:

“(i) De rechter die beslist op een verzoek tot wijziging van een eerder vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud, zal in het algemeen behoedzaam gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid de wijziging te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, met name indien dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling van hetgeen in de daaraan voorafgaande periode in feite is betaald of verhaald.

(ii) Deze behoedzaamheid geldt ook voor de rechter in hoger beroep die met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum een zodanige wijziging brengt in de door de rechter in eerste aanleg vastgestelde of gewijzigde bijdrage dat zij kan leiden tot de hiervoor bedoelde ingrijpende gevolgen.

(iii) Deze behoedzaamheid brengt mee dat de rechter naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd, zal moeten beoordelen of, en in hoeverre, in redelijkheid van de onderhoudsgerechtigde terugbetaling kan worden verlangd van hetgeen in overeenstemming met diens behoefte aan levensonderhoud reeds is uitgegeven, en dat de rechter, indien dit naar zijn oordeel het geval is, van zijn beoordeling rekenschap zal moeten geven in de motivering”[1].

Hieronder in het kort een geval waarbij de moeder de rechtbank had verzocht om met terugwerkende kracht de ingangsdatum te bepalen voor alimentatiebetaling. De vader had zich daartegen verweerd.

Partijen zijn begin maart 2018 uit elkaar gegaan. Sindsdien waren zij aan het onderhandelen over de kinderbijdrage. Het was de alimentatieplichtige niet duidelijk tot welke uitkomst dit zou leiden en derhalve betaalde hij geen alimentatie.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van te betalen alimentatie met terugwerkende kracht vastgesteld op 1 maart 2018, terwijl het verzoek op 18 december 2018 was ingediend.  De rechtbank vond dat ondanks dat er onzekerheid bestond over de hoogte van de kinderbijdrage, de man in ieder geval rekening had kunnen houden met een minimumbijdrage van € 25 per maand. Dat de rechtbank behoedzaam dient om te gaan met het opleggen van onderhoudsbijdrages met terugwerkende kracht maakt dit oordeel niet anders.Normaliter dient als uitgangspunt voor het vaststellen van de ingangsdatum de dag van indiening verzoekschrift. Het is bijzonder dat de rechtbank Rotterdam in deze zaak is afgeweken. Dat betekent dat, ondanks de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, het toch mogelijk kan zijn dat de rechter de ingangsdatum van te betalen alimentatie vaststelt met terugwerkende kracht. Desondanks, adviseren wij u niet lang te wachten met het indienen van een verzoek. Zo voorkomt u gederfde kinderalimentatie.

 

Hebt u vragen over kinderalimentatie? Neem dan contact met op met Mr Ch. van Beuningen of Mr A.J. Fakiri via 070-3142414 of per e-mail: charles@fakirivanbeuningen.nl of jawid@fakirivanbeuningen.nl.

 

 

[1] ECLI:NL:HR:2017:871

Related
Publications.